Wie is aansprakelijk bij burgerinitiatieven?
Vergunnen of gedogen
De onderzoekers onderscheiden zes juridische instrumenten die gemeenten gebruiken als zij met een burgerinitiatief in aanraking komt. Soms wordt er een vergunning verleend, soms wordt er een overeenkomst gesloten, in andere gevallen worden activiteiten gedoogd. Het komt ook voor dat de gemeente actief meewerkt aan een burgerinitiatief en juist de meer risicovolle onderdelen van het initiatief voor haar rekening neemt, “adopteren” noemt onderzoeker Mark Verhijde dat. Tot slot kunnen initiatieven verboden worden of aangepast.
Juridisch gedoe
Gemeenten zetten de juridische instrumenten in om het risico om aansprakelijk gesteld te worden te beheersen. Dat brengt bewoners in ‘een wolk van juridisch gedoe’, stelt Verhijde en is bovendien lang niet altijd nodig. ‘In zestig procent van de gevallen geeft een initiatief nauwelijks risico op incidenten. Als je samen staat te schoffelen met de buurt, kan er niet veel misgaan.’ Volgens hem zouden gemeenten bij initiatieven van die categorie veel meer moeten gedogen en minder moeten zwaaien met vergunningen en contractuele overeenkomsten.
Regels oprekken
‘Bij burgers ontbreekt de juridische kennis om daarmee om te gaan. Ze voelen zich enorm verantwoordelijk voor een project, maar vergeten dat ze ook aansprakelijk zijn. Gemeenten moeten hen daarover veel meer informeren.’ Dat geldt zeker bij de 25 procent initiatieven met iets meer complexiteit, bijvoorbeeld zelfbeheer van een buurthuis en activiteiten die vergunningsplichtig zijn. Hier stellen de onderzoekers voor om de risico-inschatting te verlagen door regels op te rekken en experimenten en onderzoek te doen.
Haaksbergen
De laatste groep (15 procent) betreft grootschalige, risicovolle evenementen, maar ook initiatieven die tijdelijk zijn. Verhijde noemt de monstertruckrace in Haaksbergen als voorbeeld, die door de winkeliersvereniging was georganiseerd. ‘Hier is maatwerk en professionele begeleiding nodig. Gemeenten kunnen burgers niet verleiden en aanzetten om zelf een maatschappelijke bijdrage te leveren, zonder hen kennis van risico’s en aansprakelijkheid te geven.’
Bron: Binnenlands Bestuur