Rebellie in Amsterdam Oost: Wat kunnen we daarvan leren?
De stadsdelen in Amsterdam hebben het niet makkelijk: sinds de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 is hun macht flink afgenomen. Het beleid wordt nu centraal vastgesteld, en hier en daar door de stadsdelen verder ingevuld. Zo ook bij bewonersinitiatieven. De centrale stad omschreef in april 2016 strikte kaders waarbinnen bewonersinitiatieven zich moeten bewegen, willen ze gefaciliteerd worden door de gemeente. Het is de taak van de stadsdelen om binnen deze kaders de initiatiefnemers gemotiveerd te houden.
Daar komt bij dat het beschikbare geld flink minder is geworden. En voor succesvolle initiatieven is vaak wel geld nodig, zo bleek al uit het onderzoek van Tonkens en Verhoeven (2012). Volgens de nieuwe regels moeten reeds succesvolle initiatieven worden voortgezet zonder er apart geld voor komt.
Met een Civil Society Budget voelen burgers zich gewaardeerd
De hele ambtelijke organisatie moet intussen kijken waar binnen de begroting initiatieven ingezet kunnen worden om beleidsdoelen te realiseren. Dit komt echter nauwelijks van de grond: ambtenaren zijn te weinig gewend om met initiatieven de gemeentelijke doelen te verwezenlijken. Amsterdam-Oost heeft hierom ervoor gekozen om zelf een apart potje voor het ondersteunen van initiatieven in te zetten: het Civil Society Budget. Door dit potje kunnen initiatieven gemakkelijk ondersteund worden.
Hiermee komt het stadsdeel tegemoet aan één van de conclusies van Tonkens en Verhoeven (2012). Zij stellen dat het geven van wijkbudgetten ten tijde van de wijkaanpak succesvol was, omdat ideeën van burgers daardoor omgezet konden worden in concrete actie. Daarnaast geeft het burgers het gevoel dat de overheid hen waardeert. Dankzij het Civil Society Budget kan het aanbod van initiatieven in Oost groot blijven.
Riskante ontwikkeling: initiatieven worden verlengstuk van de overheid
De centrale stad schrijft ook voor wanneer de initiatieven op steun van de overheid kunnen rekenen. Ze moeten aanhaken bij de doelen van de overheid, of overheidstaken overnemen. Dit is ook nieuw ten opzichte van de wijkaanpak, aangezien destijds een initiatief starten op zichzelf al een doel was. Nu moet een initiatief dus een probleem oplossen dat de overheid nog niet heeft opgelost.
Deze ontwikkeling is riskant. Bij het nemen van initiatief gaat het er immers om dat het initiatief uit de burgers zelf komt, dat zij iets oppakken wat zij belangrijk vinden (Van de Wijdeven 2012; Van der Steen et al. 2014). Er moet opgepast worden dat initiatieven niet een verlengstuk worden van de overheid, maar juist een eigen rol spelen in de samenleving (Uitermark en Van Beek, 2010).
Hier ontstaat dan ook een belangrijke rol voor professionals, of voor ‘gebiedsmakelaars’, zoals ze in Amsterdam heten. Zij zijn al sinds de wijkaanpak het aanspreekpunt voor bewoners die een initiatief willen starten. Nu de gemeente zulke initiatieven nog steeds toejuicht, maar ze wel binnen de gemeentelijke kaders moeten passen, is het belang van gebiedsmakelaars verder toegenomen.
Zij benaderen de initiatiefnemers in Oost op een andere manier. Subtiel proberen zij initiatiefnemers te sturen richting het doel van de gemeente. Maar het belangrijkste volgens de gebiedsmakelaars is de warme houding naar de initiatiefnemers toe. Het gaat erom initiatiefnemers te waarderen en aandacht te geven. Ondanks de strikte kaders, blijven de initiatiefnemers dan gemotiveerd om initiatieven op te zetten. Initiatiefnemers in Oost zijn dan ook erg onder de indruk van de gebiedsmakelaars. Het zijn ‘helden’, ze zijn ‘geweldig’ en hun rol is ‘heel positief’.
Wat kunnen we leren van Amsterdam-Oost?
In een stad die steeds centraler bestuurd wordt, ligt er bij professionals dus een belangrijke taak om warmte uit te stralen naar bewoners. En om op te komen voor de bewoners, als beleid eigenlijk niet aansluit bij hun behoeftes. Zo had je in Amsterdam-Oost een gebiedsmakelaar die drie dagen ‘in staking’ ging, toen hij hoorde dat een zeer geliefd initiatief in de buurt waarschijnlijk moest gaan stoppen omdat het zich te veel op het terrein van de overheid zou bewegen. Door zijn actie is er excuses aangeboden en kon het initiatief weer doorgaan. De gebiedsmakelaar speelde zo een cruciale rol en vormde de schakel tussen de centrale stad en het initiatief en trok het van bovenaf opgelegde beleid weer recht.
Door de omgang van stadsdeel Oost, en specifiek de gebiedsmakelaars, lijken de initiatieven nu nog weinig last te hebben van beperkingen van de centrale stad. Er is weer een apart budget beschikbaar, en de persoonlijke benadering staat centraal. Er is dan ook nog steeds een groot en divers aanbod aan initiatieven in de voormalige Vogelaarwijken in Oost.
Uit de benadering van Amsterdam-Oost richting de initiatieven kunnen dan ook belangrijke conclusies getrokken worden:
- Behoud gebiedsmakelaars, of stel ze aan. Deze spelen immers een cruciale rol in de verbinding tussen initiatieven en het beleid en het bestuur. Zij kunnen ervoor te zorgen dat bewoners initiatief blijven nemen.
- Stop met de instrumentele benadering van initiatieven. Het is onverstandig om bij initiatieven van bewoners het verwezenlijken van het doel van de gemeente voorop te stellen. Een initiatief wordt ondernomen door burgers, en zij moeten dan ook volledig achter hun initiatief staan. Als hun doel vervolgens past bij de doelen van de gemeente, is dat mooi meegenomen.
- Voer overal weer een apart budget voor initiatieven in. Dit is de simpelste en meest toegankelijke manier om initiatieven financieel te kunnen blijven ondersteunen, en om zo initiatieven te behouden.
- Laat ook beleidsmedewerkers regelmatig initiatieven bezoeken. Gebiedsmakelaars weten niet voor niks zo goed wat initiatieven nodig hebben: zij staan dagelijks in contact met de initiatieven. Dit zorgt voor wederzijds begrip. Om initiatieven een groter onderdeel van beleid te laten worden, wordt het hoog tijd dat ook andere ambtenaren banden opbouwen met de initiatiefnemers.
Ga voor het oorspronkelijke artikel naar de website van Sociale Vraagstukken.