Van een bewonersinitiatief in een Gronings dorp tot het beïnvloeden van Europese besluitvorming: het belang van burger- en overheidsparticipatie klinkt steeds duidelijker door in de samenleving. Zien we hierbij altijd weer de hoger opgeleide usual suspects verschijnen, of verschilt dit tussen meer lokale dan wel meer landelijke of zelfs globale initiatieven? Kortom, is er sprake van een "burgerparticipatiekloof"?
David Vos, voormalig stagiair bij CMO STAMM en masterstudent Sociologie aan de RUG, heeft hier in het kader van zijn afstudeerscriptie onderzoek naar gedaan. Hiervoor heeft hij onder meer interviews gehouden met betrokkenen bij bewonersinitiatieven in de provincie Groningen. In zijn onderzoek komt naar voren dat er op lokaal niveau een meer gelijke vertegenwoordiging is van hoger- en lager opgeleiden dan op landelijk of globaal niveau, alhoewel dit verschil beperkt is. Hoger opgeleiden zijn op alle niveaus duidelijk oververtegenwoordigd en daarmee is er sprake van een burgerparticipatiekloof.
Hoe dat komt? Een verschil in sociaal netwerk tussen hoger- en lager opgeleiden lijkt geen verklarende factor te vormen. Beide groepen hebben ongeveer een even sterk informeel netwerk in de buurt, het dorp en daarbuiten. Ook de mate waarin hoger- en lager opgeleiden zich identificeren met de woonomgeving lijkt geen invloed te hebben op een verschil in participatieniveau, alhoewel inwoners die zich sterker identificeren met hun buurt of dorp wel meer bereidheid tonen zich in te spannen voor initiatieven op dit niveau. Politiek vertrouwen lijkt een betere verklaringsfactor te zijn. Hoger opgeleiden hebben meer vertrouwen in de politiek en dit verklaart deels waarom zij relatief meer participeren. Daaraan voegde men tijdens de interviews toe dat de betrokkenheid en interesse vanuit de (lokale) overheid stimulerend werkt om het initiatief verder te ontwikkelen. Ook blijkt dat juist bij lokale initiatieven mensen nodig zijn die ‘de handen uit de mouwen steken’. De meer praktische vaardigheden van lager opgeleiden komen hier dus goed van pas. Dit zou kunnen verklaren waarom de burgerparticipatiekloof op lokaal niveau enigszins beperkter is dan in landelijke of globale vormen van participatie.
Het verkleinen van deze kloof is wenselijk om te kunnen spreken van een meer evenredige vertegenwoordiging. Dit is niet alleen democratisch verantwoord, maar zorgt er ook voor dat meer belangen en wensen worden gehoord. Uit het onderzoek van David Vos blijkt namelijk dat lager opgeleiden over het algemeen meer belang hechten aan lokale voorzieningen, zoals het dorpshuis en de supermarkt. Deze verschillen zijn kleiner met het oog op voorzieningen zoals een huisarts of treinstation. Desondanks ligt het gevaar op de loer dat door een oververtegenwoordiging van hoger opgeleiden de belangen van lager opgeleiden bij initiatieven gericht op het behoud van lokale voorzieningen minder worden meegewogen.
Hoe kunnen we deze onwenselijke situatie voorkomen en voor een meer representatief (bewoners)initiatief zorgen? Afsluitend volgt hier een aantal tips: